Linux

Basiscursus Ubuntu

Jan Stedehouder heeft samen met Frits de Jong (bestuurslid en hoofdredacteur van Livre) een nieuw boek op de markt gebracht: Basiscursus Ubuntu.  Dit boek biedt een praktische introductie in de installatie, het gebruik en het beheer van Ubuntu Linux. De lezer maakt kennis met de beschikbare programma’s en leert hoe hij het systeem kan uitbreiden en onderhouden. De auteurs hanteren een no-nonsense aanpak: heldere stappenplannen, duidelijke schermafdrukken en een eenvoudige, praktische uitleg. De boodschap? Iedereen kan met Ubuntu Linux leren werken.

Voor de lezers van het boek is een forum voor het stellen van vragen of voor problemen beschikbaar. Het boek (ISBN: 9789012116626) is verkrijgbaar bij de SDU en bij verschillende boekhandels. De prijs is € 19,95.

Met Ubuntu online onder 3G

Update: Nokia ‘dongle’ op je Ubuntu (Eee) computer

Onlangs zijn wij verhuisd. Helaas is dat nog niet opgegaan voor onze adsl verbinding. Ondanks het feit dat er op de website van XS4ALL wordt gesproken over een procedure van minimaal 10 werkdagen. Wij hebben de ervaring dat je rustig op het dubbele mag rekenen. Als het allemaal gaat zoals het moet gaan komen wij donderdag 15 januari weer online.

Dat is natuurlijk een onhoudbare situatie. Een geek zonder internet is als een keizer zonder kleren. Kan niet, bestaat niet. Een tijdelijke oplossing via nieuwe buren werd helaas snel onmogelijk (men trok zich toch liever terug) en daarom moest ik op zoek naar een alternatief. Dat werd bereikt toen ik mijn Nokia N95 8GB terug uit reparatie kreeg. Mijn trouwe metgezel had de geest gegeven. En toen was ons probleem snel opgelost.

In 1e instantie dankzij de hulp van Vodafone. Ik had hun om hulp gevraagd en omdat ik ook over een Apple Powerbook beschik had men daarvoor een  bestand (wireless_web_met_mac_osx_via_bluetooth) toegestuurd. In dat document wordt beschreven hoe je middels bluethooth een verbinding kan opzetten onder OSX met  je GSM. En dat werkte uiteindelijk uit de kunst. Probleem opgelost. Maar het kan nog veel eenvoudiger. Dankzij een tweet van ariekanarie bleek het allemaal nog eenvoudiger te gaan onder Ubuntu 8.10.

Je sluit je Nokia aan via USB en kiest op je telefoon voor verbinden met PC Suite. Meteen wordt dat opgemerkt door de NetwerkManager en wordt keurig aangegeven hoe je verbinding moet maken. (twee muisklikken en klaar ben je). Je hoeft niets in te vullen, Vodafone (of een andere telco) wordt meteen herkend en binnen de korste keren ben je online. Dankzij het uitstekende netwerk van Vodafone gaat het nog met een redelijke snelheid tot bijna 3 Mb.

Kortom: hulde (wederom) voor Ubuntu. Ik kan mij niet voorstellen dat het nog eenvoudiger kan.

Videobanden redden onder Linux

Heeft u nog oude videobanden in huis? Wees dan gewaarschuwd! Na zo’n 10 jaar gaat de kwaliteit van de banden achteruit. Het begint met een zwart/wit band middenin het beeld, terwijl de boven- en onderrand nog steeds in kleur zijn. Wacht nog langer en het beeld gaat lopen, trekken, rollen en is het niet meer te redden. Met name opnamen die op halve snelheid zijn gemaakt lopen snel in kwaliteit terug en vragen om een directe reddingsactie.

(Een artikel van Ivo Kroone, eindredacteur van Autozine.nl)

TV-KAART

Tijd dus voor een reddingsoperatie nu het nog kan. Inmiddels zijn er vele oplossingen op de markt, waarvan de TV-kaart de meest gangbare is. Het eerste “redmiddel” is een TV-kaart van fabrikant Hauppauge. Alhoewel Linux hier formeel ondersteuning voor biedt, is het werken met een TV-kaart in de praktijk een kwelling. Als de gekochte variant iets verschilt van de ondersteunde variant, gaat het al mis. Na enkele maanden en heel veel experimenteren, kernels bouwen, patches toevoegen, scripts schrijven en vruchteloos API’s opvragen (er zijn vele programma’s voor video onder Linux, maar geen van allen werkt echt goed) mag een TV-kaart als weggegooid geld worden beschouwd. Dit geldt niet alleen voor Hauppauge, maar ook voor TV-kaarten van andere merken. win-tv

Een dure les, niet alleen voor mij, maar ook voor de fabrikant. Inmiddels werkt zo’n 10% van de markt met Linux en die 10% loopt menig hardwarefabrikant mis. Een reclamecampagne die 10% extra verkopen oplevert zou als ongekend succesvol worden beschouwd. Een driver voor Linux ontwikkelen zou die 10% extra verkopen opleveren, maar de hardwareboeren laten hun kans liggen.

PINNACLE VIDEO CAPTURE

Dan naar Pinnacle. Deze fabrikant heeft een klein kastje met video/audio ingangen aan de ene kant een een USB aansluiting aan de andere kant. De “Video Capture” kost een paar tientjes, dus het risico is klein. Maar helaas. Pinnacle geeft geen specificaties vrij en geen enkele Linux gebruiker is er ooit in geslaagd dit toestel aan het werk te krijgen. Misschien had ik EERST fora op Internet moeten lezen en pas daarna een apparaat moeten kopen. Een wijze les voor anderen: de Pinnacle DVC90 is niet aan de praat te krijgen met Linux. video-capture

Ook onder “Wine” werkt de meegeleverde software niet, terwijl deze Windows-emulator in de praktijk zelfs de meest complexe software weet te draaien. De Pinnacle installer blijft tot in het oneindige vragen om serienummers en DLL’s. Waarom een eenvoudige driver een serienummer nodig heeft blijft een raadsel, want een driver is niets waard zonder de bijbehorende hardware.

Als wanhoopsdaad heeft ondergetekende een echte Windows PC geleend (vertel het a.u.b. niet verder, dit zorgt voor reputatieschade) en hierop de software geinstalleerd. Dit gaat wel in 1 keer goed. Maar helaas is de software hopeloos ingewikkeld en loopt het snel vast. Veel meer dan 15 minuten video omzetten lukt niet, daarna loopt de Windows PC keer-op-keer vast. Na het omzetten moet de opname verplicht worden gemonteerd, voorzien van overvloeiers, ingedeeld in hoofdstukken en tenslotte weggeschreven naar het gewenste formaat. Deze programmeurs hadden duidelijk te veel tijd om handen. Hadden zie dat niet beter kunnen besteden aan Linux-software dan aan montage-functies, effect-programma’s en ander overbodig spul?

PINNACLE VIDEO TRANSFER

Het is een klein verschil, maar er is ook een “Video Transfer” van Pinnacle. Deze vereist GEEN computer, dus ook GEEN drivers. Dit moet werken met Linux! Aan de ene kant wordt een videorecorder aangesloten, aan de andere kant een USB2-harddisk. En jawel! Dit apparaat werkt direct naar behoren. Al bij de eerste test wordt een oude videoband zonder enig probleem omgezet in MP4 formaat. Het uiteindelijke bestand is probleemloos af te spelen onder Linux (gebruik “mplayer”). Ook tragere computers, zoals de populaire netbooks, spelen de MP4 bestanden zonder haperen beeldvullend af. video-transfer

De beeldkwaliteit is redelijk, alhoewel geen wonderen mogen worden verwacht van een apparaatje van 129 euro. Tekenfilms zien er prima uit, andere beelden worden geplaagd door duidelijk zichtbare strepen. Bovendien is VHS een ronduit slecht systeem; op een moderne monitor is helemaal goed zichtbaar hoe slecht VHS daadwerkelijk is. De gemiddelde TV is wat meer vergevingsgezind, waardoor video er nog redelijk uitziet.

Een paar hints bij het gebruik van “Video Transfer”:

  1. Gebruik een snelle harddisk. Menig USB-stick is te traag. In dat geval stopt de opname omdat de stick het niet kan bijhouden. Een USB-harddisk werkt beduidend beter dan een USB-memorystick.
  2. Een videorecorder met zogenaamde “time base corrector” doet wonderen. Dit is een voorziening waarmee de tijdcode van de videoband opnieuw wordt gegenereerd en dat zorgt ervoor dat een externe bron het signaal probleemloos kan verwerken.
  3. De externe harddisk moet in VFAT formaat zijn geformatteerd, Linux-formaten als EXT3 of ReiserFS worden niet herkend (terwijl de “Video Transfer” volgens geruchten intern Linux gebruikt). VFAT32 verdient de voorkeur, omdat deze grotere bestanden kan opslaan. Toch bestaat er een limiet van 4 gigabyte, wat voor de gemiddelde Linux-gebruiker een lachertje is maar de Windows wereld is nog niet zo ver.

DVD-RECORDER

Er is een laatste oplossing: de DVD-recorder. Een DVD recorder heeft beduidend betere software om beeld te verbeteren en neemt zelfs met het slechtste signaal genoegen. Kopieer de oude VHS-opname simpelweg naar de DVD-recorder en brandt het resultaat op een re-writeable DVD.

Vervolgens kan de DVD met diverse programma’s worden omgezet naar een voor Linux leesbaar formaat. “Thoggen” is een goede keuze, alhoewel dit programma slechts 1 uitvoerformaat kent: Ogg/Theora. Dit is een 100% open source formaat dat helaas nog nauwelijks wordt ondersteund door mediaspelers, iPods en ander moois. Linux’ onvolprezen “mplayer” ondersteunt dit formaat uiteraard probleemloos.

Een goed alternatief is “AcidRIP”. Dit programma kan een DVD omzetten naar onder andere DivX, h.264 en MPEG4. Deze laatste wordt door veruit de meeste apparaten ondersteund en vraagt bovendien het minste rekenwerk. Zet “cropping” en “scaling” uit om de originele resolutie van de VHS-band te behouden. Het eindresultaat is beduidend beter dan via
de Pinnacle-producten en een pakje rewritable DVD’s is veel goedkoper. Wel vraagt het omzetten via de DVD-recorder meer werk.

Nu is de verse kopie tot in lengte van decennia houdbaar, om te zetten in ieder ander digitaal formaat en klaar voor de toekomst!

Column: Ongevraagd advies aan HollandOpen

Het was een heel kort berichtje in een e-mail van HollandOpen. Gelukkig stond het direct aan het begin, want je had het kunnen missen. Er stond:

Op 15 januari willen we praten over de toekomst van HollandOpen en de activiteiten in 2009. Vanaf 14.00 uur in Amsterdam, Singelkerk, Singel 452. De agenda staat nog niet vast, alle input is welkom. Graag naar info@hollandopen.nl

Wat is de toekomst van HollandOpen? Dat is normaliter toch een vraag voor organisaties die het even niet meer weten, die zich geconfronteerd zien met strategische uitdagingen of die zich afvragen of hun verdere voortbestaan nog wel zin heeft. Mijn betrokkenheid bij HollandOpen was in 2008 beperkt tot het meewerken aan een lesboek voor het hoger onderwijs. Al ben ik niet als participant of deelnemer bij HollandOpen betrokken, ik heb wel een mening over de wijze waarop zij de belangenbehartiging van open source software, open standaarden en open content ter hand nemen.

In het afgelopen jaar heeft de organisatie een paar maal centraal gestaan in mijn column op Digiplace. Het is veilig te stellen dat de aandacht niet onverdeeld positief was. Wat is de toekomst van HollandOpen, in het licht van het afgelopen jaar en de uitdagingen die de open source promotie in 2009 heeft? Aangezien alle input wenselijk is, neem ik bij deze dan maar de vrijheid wat ongevraagd advies te geven. Waarom? Simpel gezegd, de promotie van open source en open standaarden ligt mij na aan het hart en elke kans om die promotie beter te laten verlopen grijp ik graag aan.

Waar zijn de gouden tijden?
Het is enerzijds wel vreemd dat HollandOpen zich druk maakt over haar toekomst. Eigenlijk zouden nu gouden tijden aangebroken moeten zijn. Met het actieplan Nederland Open in Verbinding (PDF) in de hand kan de promotie van open standaarden en open source software voortvarend worden aangepakt. De overheid heeft zich verplicht open standaarden te gebruiken, zet zich stevig in voor open source software en is ongetwijfeld op zoek naar ter zake deskundige partijen die haar betrokken en onafhankelijk ter zijde kunnen staan. En, mocht de overheid daar niet toe geneigd zijn, dan kan in ieder geval worden gekozen voor de rol van kritische volger die scherp de vorderingen, dan wel het uitblijven daarvan, in de gaten houdt en daarover publiceert. Helaas lijkt wat HollandOpen betreft noch van het een noch van het ander sprake te zijn.

Het programmabureau NOiV kwam medio december met haar eerste monitor (PDF) over de stand van zaken rond het actieplan. De monitor was wel voorzien van enkele kanttekeningen, maar de resultaten waren wel heel erg positief in vergelijking met een eerder onderzoek van MarketCap (in opdracht van Adobe). De verschillen tussen de twee onderzoeken rechtvaardigen een kritische analyse van de opzet en de resultaten. Maar HollandOpen bleef stil. Dat heeft de belangenbehartiger so wie so gedaan in 2008. Na het oorspronkelijke enthousiasme over het nieuwe actieplan is het erg stil gebleven. In de berichtgeving vanuit HollandOpen wordt niet prominent ingestoken op het actieplan en de werkzaamheden van het programmabureau, noch ondersteunend, noch kritisch.

Dat is jammer. In de afgelopen jaren is er veel werk verzet door de pioniers van open source in Nederland. De pioniers die keer op keer het debat zijn aangegaan, die presentatie op presentatie hebben gegeven, die voor eigen rekening vele uren, dagen en weken hebben gestoken in het adviseren en ondersteunen van de vormgeving van een goed open source beleid. Het actieplan Nederland Open in Verbinding zou niet tot stand zijn gekomen zonder inzet van deze pioniers en de relatieve nieuwkomers zijn aan hen schatplichtig.

Maar, en dat is ook een realiteit, met de goedkeuring van het actieplan en de implementatie ervan is een nieuw speelveld ontstaan. Een nieuw speelveld waarop de oude partijen proberen hun invloed en marktaandeel te behouden, waarop nieuwe partijen hun weg moeten vinden in een nieuwe rol, met nieuwe verwachtingspatronen en andere (commerciële) spelregels en belangen. De vraag wordt dan of de bestaande organisaties rond open source promotie klaar zijn voor het nieuwe speelveld en de nieuwe eisen? Zijn ze intern en extern goed georganiseerd om een bijdrage te leveren aan een implementatie van open source en open standaarden die naar letter en geest een uitvoering is van het actieplan en de bedoelingen van de pioniers? Wat is er nodig?

Het realiseren en bewaken van een eerlijk speelveld
Op de eerste plaats moet het niemand verbazen dat het nieuwe speelveld en de mooie en goede intenties niet betekenen dat de invoering van open standaarden (en in het kielzog daarvan, open source software) een gedane zaak is. Een substantieel deel van de overheidsmanagers ziet er het nut nog niet van in en zal -in ieder geval op dit moment- contre coeur meewerken aan het opgelegde beleid. Let wel, een beleid zonder harde sanctiemaatregelen. Dit geeft alle ruimte om bij wet- en regelgeving en aanbestedingen een dusdanige draai te vinden dat de concrete invoering van open standaarden op de lange baan wordt geschoven. Een deel van de open source promotie moet zich dan ook richten op het waarborgen van een eerlijk speelveld, een ‘level playing field’, waarbij niet op een verkapte manier de gewenste leveranciersonafhankelijkheid onderuit wordt gehaald. Dit vraagt om inhoudelijke deskundigheid en de bereidheid heel kort en kritisch op aanbestedingsprocedures te zitten. En daar dan vervolgens handelend op te treden, zowel via stille diplomatie als via publieke actie.

Grotere betrokkenheid van gemeenschappen van eindgebruikers
Daarnaast wordt het tijd dat de ‘nieuwe’ groepen gebruikers van Linux en open source software bij het proces worden betrokken. In Nederland zijn meerdere gemeenschappen actief die te zamen een forse groep eindgebruikers vertegenwoordigen. Op zijn minst hebben zij recht op een stem in het geheel, maar feitelijk vormen zij een belangrijk deel van de voorhoede van gebruikers van open source en open standaarden. Dit zijn de gebruikers die op dit moment tegen de beperkingen aanlopen die ontstaan doordat overheden, organisaties, scholen en bedrijven niet of gebrekkig gebruik maken van open standaarden. Zij maken zich daar boos over en gaan op zoek naar pragmatische oplossingen. In hun omgeving bepleiten zijn de voordelen van open source software. Het probleem? Organisaties als HollandOpen zijn binnen deze gemeenschappen nauwelijks bekend, zij voelen zich er in ieder geval niet mee verbonden. Een gemiste kans die snel rechtgezet moet worden, want met deze gemeenschappen in je achterban heb je als belangenbehartiger kritische massa.

Onafhankelijkheid van de grote commerciële open source dienstverleners
De commerciële open ICT-dienstverlening zou een heel stuk zichtbaarder moeten worden, maar dat is niet primair de taak van non-profit organisaties als HollandOpen. De grotere ICT-dienstverleners moeten in staat worden geacht in dit opzicht hun eigen broek op te houden. Een non-profit belangenbehartiger moet niet een spreekbuis worden van een of enkele grote commerciële partijen in dit speelveld. Op dat moment ben je mijns inziens dan niet meer acceptabel als onafhankelijke gesprekspartner of adviseur van de overheid. Grote ICT-dienstverleners weten dat “open” nu “scoort” en zullen daar maximaal op in zetten. Maar wie kan het kaf van het koren scheiden? Kan een organisatie die nauw gelieerd is aan één of enkele aanbieders werkelijk onafhankelijk advies geven?

Zakelijke belangenbehartiging voor het MKB
De kleinere bedrijven moeten wel actiever worden ondersteund. Uit omringende landen weten we dat een inzet op open source en open standaarden positief kan uitpakken voor innovatieve ICT-bedrijven in het MKB. Het sleutelwoord is “kan”, want vanzelfsprekend is het niet. Kleinere open ICT-dienstverleners moeten geholpen worden via samenwerkingsverbanden kritische massa te bereiken om mee te kunnen draaien in aanbestedingsprocedures. Die procedures moeten worden bewaakt zodat dergelijke consortia niet op verkeerde gronden worden buitengesloten. Er moet kritisch worden opgetreden tegen overheden die het MKB buiten sluiten op vage gronden (of simpelweg door gebrek aan inzicht en deskundigheid). Maar ja, welke kleine ondernemer gaat dat doen? Wie wil het risico lopen een knelpunt aan de kaak te stellen en dan te zien dat andere ondernemers jouw opdrachten krijgen? Besef wel dat die kleine ondernemer wellicht al jaren als pionier actief is geweest. Het instellen van een overkoepelende zakelijke belangenbehartiger die namens de branche van open ICT-aanbieders kan optreden, zonder directe repercussies voor individuele ondernemers, is noodzakelijk voor het realiseren van gezonde marktverhoudingen.

Onafhankelijke en deskundige promotie van open source en open standaarden
Naast deze commerciële promotie blijft er behoefte aan een onafhankelijk en deskundig kenniscentrum gericht op open source en open standaarden. Een instituut dat op wetenschappelijk verantwoorde wijze onderzoek kan doen en bijdragen kan leveren aan het publieke debat. Los van commerciële belangen, los van politieke belangen, maar gestoeld op materiedeskundigheid. Op dit moment is er te veel onderzoek dat direct verbonden is met politieke of commerciële belangen, waardoor alle resultaten feitelijk ter discussie staan. Wordt het niet eens tijd dat we daar een einde aan maken, dat Nederland in dit opzicht een gidsland wordt?

Openbreken van het onderwijs
Een belangrijk aandachtsveld is en blijft het onderwijs. In het onderwijs is te weinig aandacht voor open source en open standaarden naast de bekende, traditionele gesloten software. Dat is slecht voor het onderwijs, slecht voor de arbeidsmarkt en slecht voor de digitale geletterdheid van burgers. Wat is er nodig om dit open te breken en te zorgen voor hoogwaardig ICT-onderwijs? Dit gaat verder dan zorgdragen voor geschikte leermaterialen. Het gaat om het doorbreken van een gesloten denkwijze bij schoolbesturen, onderwijzend personeel én educatieve uitgevers. We hebben het hier over een taaie materie en over een sector die in het actieplan wel wordt genoemd, maar waarover maar weinig concrete afspraken zijn gemaakt. Alle mooie plannen en implementaties zullen op langere termijn op niets uitlopen als we door blijven gaan met het opleiden van generaties computergebruikers die digitaal scheefgegroeid zijn.

Kwaliteit
Een laatste aandachtspunt heeft betrekking op de kwaliteit van open source promotie, zowel door profit als non-profit organisaties. Inderdaad, we kunnen niet allemaal een ervaren journalist zijn (wordt mij wel eens verweten), maar dat wil niet zeggen dat we niet kunnen leren om beter, zakelijker, professioneler en effectiever ons verhaal naar buiten te brengen in presentaties, persberichten en op websites. Jammer genoeg zijn er veel goede standpunten en ideeën die nu onvoldoende duidelijk naar voren worden gebracht. Door goede samenwerking, gebruik makend van beschikbare deskundigheid, aangevuld met wat mediatrainingen en het kiezen van een paar scherpe speerpunten kan de kwaliteit van de open source promotie fors worden opgekrikt. Hetgeen de geloofwaardigheid van de betrokken organisaties alleen maar kan verhogen.

Wat moet HollandOpen nu doen?
Dat is een vraag die de participanten en deelnemers van HollandOpen zelf moeten beantwoorden. Ongetwijfeld zijn er andere terreinen waarop de organisatie zich kan of moet gaan richten. Er is nog veel te doen op het gebied van ‘vrij’ en ‘open’ in Nederland. Uiteindelijk komt het aan op het maken van een duidelijke keuze, gevolgd door de noodzakelijke vraag: “Hebben we nu de juiste mensen aan het roer staan om onze doelstellingen te behalen?” Misschien is het antwoord op die vraag negatief. Dat zegt niets over de waardering voor het harde werk dat in de afgelopen jaren is verzet, maar het kan een erkenning zijn van het gegeven dat in deze fase andere personen met andere vaardigheden beter geschikt zijn voor de taken die moeten worden verricht. Het is een teken van goed leiderschap om dat te erkennen en vervolgens de fakkel over te dragen.

Veel wijsheid toegewenst.

Privatix Live: USB, Debian en privacy tools

Kijk, dit is nu eens leuk speelgoed. Privatix Live is een live distributie, gebaseerd op Debian Lenny, die je op een USB stick kan installeren. Dat is niks nieuws, maar Privatix komt gelijk met een collectie privacy verhogende programmaatjes zoals GnuPG, Enigmail, TOR, Pidgin OTR, Cryptsetup, OpenSSH, OpenVPN en MacChanger. Met GNOME en Xfce (en software voor dagelijks gebruik) als mogelijke werkomgeving lijkt Privatix het uitproberen waard. Helaas, de nieuwe tool SmallMail van het Small Sister project is nog niet meegeleverd. Ideetje voor de volgende vrijgave?

Op de downloadpagina is een Engelstalige versie te vinden.

Het knelpunt van de OV chipkaart

Wat is er mis met de OV chipkaart? Ik bedoel, afgezien van het feit dat de kaart is gehackt, dat de code en het algoritme zijn gepubliceerd, de bewaartermijn van zeven jaar voor reisgegevens en de problemen die reizigers ondervinden met reissaldo’s. Het grootste knelpunt is onderbelicht gebleven. Tot nu.

Het echte knelpunt moeten we zoeken bij de poortjes. Als Rotterdammer mag ik al een tijdje met een anonieme OV chip spelen. Je ontwikkelt dan een bepaalde routine bij het benaderen van de poortjes. De ogen scannen welke poortjes open staan, welke een roze sticker hebben (alleen voor de OV chipkaart elite), je pakt de kaart, flitst ‘m langs de display en scant snel het saldo in het voorbijgaan. ‘You take it in stride’, zoals de Amerikanen zeggen.

In toenemende mate zie ik problemen opduiken. Het rode kruis van de afgesloten poortjes lijkt moeizaam geïnterpreteerd te worden als: ‘Dit poortje is dicht’. Het levert koddige situaties op, tenzij je net aan de andere kant staat en hebt in- of uitgecheckt.

Nog ‘leuker’ wordt het bij de moeders met een kinderwagen en wat loslopend kinderspul. Op de eerste plaats blokkeert dit gelijk drie poortjes. Moeder met kinderwagen een poort. Junior 1 het poortje ter linkerzijde en junior 2 ter rechterzijde. Wanhopig wordt in de tas gegraaid naar de collectie kaarten. Junior 1 wordt eerst door het poortje geduwd en loopt daar een volgend trauma op als de deuren zich onverbiddelijk te snel sluiten. Junior 2 ziet de bui al hangen en weigert mee te werken. Na veel vijven en zessen is het gezinnetje binnen vijf minuten door de barrière. Vervolgens mogen alle andere reizigers samen wachten op de volgende metro.

Dat graaien in die tas komt so wie so vaker voor. Uiteraard ga je pas op zoek naar de kaart als je vlak voor het poortje staat en een paar honderd andere passagiers tijdens de spits mee naar buiten gaan. Tussen nu en eind januari gaat dit nog beroerder worden. Meer mensen die worstelen met kaarten (oeps, vergeten op te laden), poortjes en gezinsleden. Complete congestie, en dan hebben we het nog niet eens over het overstappen gehad. Het zal na een paar maanden wel opknappen, maar ik denk er hard over na om in de tussentijd toch maar te gaan fietsen.

Ingezonden: Gratis!

Reactie op Jan Stedehouders column, ‘De kosten van gratis (2)’ https://www.digiplace.nl/2008/12/06/de-kosten-van-gratis-2/

Auteur: E.G.P. Bos
Linux is gratis en daarom ben ik er zo gemakkelijk in gerold. Linux is gratis en dus blijf ik het gebruiken, zelfs al installeer ik ernaast af en toe andere besturingssystemen. Maar ook: Linux is gratis en dus is het voor iedereen beschikbaar. Linux is gratis en dus maken we een statement in de geest van ‘onze ideeën zijn vrij’.

Linux en gratis zijn onlosmakelijk verbonden, want vrij en gratis zijn onlosmakelijk verbonden. Hoe kun je consequent volhouden dat een besturingssysteem open, vrij en ‘voor iedereen door iedereen’ is als je dat zou beperken tot mensen die ervoor willen betalen? Volgens mij zou dit slechts mogelijk zijn op de manier waarop het nu gebeurt; door mensen te laten doneren als ze daar de mogelijkheid toe hebben, maar het verder niet te hebben over kosten.

Het artikel http://www.linuxfoundation.org/publications/estimatinglinux.php dat Jan aanhaalt brengt een interssant punt onder de aandacht, maar de uitwerking is, zoals ze zelf ook al aangeven onder Limitations etc., sterk versimpeld.

  1. In dit artikel gaan ze uit van een volledige Fedora distributie, dus _alle_ pakketten in de repository. Voor de gemiddelde Linux distributie houdt dit in: alle software die je ooit zult gebruiken onder Linux, aangezien de grote Linux repo’s (Red Hat, Debian, Gentoo) bekend staan om hun compleetheid.
  2. Vervolgens telt men de regels code in al die pakketten en rekent men dit om naar programmeurs salarissen in de VS (toegegeven, hier houden ze met veel zaken rekening, zoals de overhead kosten door bijvoorbeeld ziekte en ongevallen) per regel code.
  3. Verder wordt geen rekening gehouden met het bijwerken van code door de tijd; iets waar uiteraard de meeste tijd in is gaan zitten.

Punt 1 zorgt ervoor dat niet de waarde van slechts een besturingssysteem, maar de waarde van bijna elke willekeurig samen te stellen, volledige werkomgeving wordt berekend. Welk bedrag hier ook uitkomt, het zal niet te vergelijken zijn met bijvoorbeeld de ontwikkelingskosten van Windows of MacOS. Om het te vergelijken zul je een gelijkwaardige verzameling software naast Windows moeten zetten en de ontwikkelingskosten daarvan erbij op moeten tellen.

Punt 2 en 3 zijn uiteraard te simpel voor woorden en geven een volkomen scheef beeld van de ontwikkeling die er in een totale Linux distributie is gestopt. Hier nemen ze zelf ook kennis van, maar ik wilde het maar even aanstippen om te laten zien dat het genoemde bedrag van 10 miljard niet al te serieus moet worden genomen.

Het achterliggende probleem in het artikel is simpelweg dat Linux niet gemaakt is door betaalde programmeurs alleen (juist vaker onbetaald). Bovendien gaat het artikel uit van de kosten die een bedrijf vandaag de dag zou maken als ze de hele distributie vanaf de grond op zouden moeten bouwen, terwijl Linux al een jarenlange ontwikkeling heeft gehad.

Met andere woorden, ik wil even grondig afrekenen met het idee dat het essentieel is dat er veel geld in de ontwikkeling van Linux is gestoken. Uiteraard is dit een onderdeel in de ontwikkeling geweest die ervoor heeft gezorgd dat Linux beschikbaar werd voor de zakelijke wereld en het grote publiek (door inspanningen van respectievelijk Red Hat en Canonical), maar voor de ideologie van Linux is het volkomen irrelevant hoe de inspanningen zijn gemaakt. Het is voor iedereen, door iedereen, en of je daar nou voor betaald krijgt (en er vervolgens ook weer geld aan verdient! Anders zouden bedrijven er uberhaupt niet aan beginnen) of niet is me om het even.

Feit blijft dat er een idee voor computergebruik is ontstaan dat door een grote gemeenschap ondersteund wordt en daardoor in leven blijft, onafhankelijk van afzonderlijke elementen van die gemeenschap. Dit idee dringt de laatste jaren ook steeds meer door in andere gebieden dan alleen software en dat lijkt me een goede ontwikkeling. Zo klinkt namelijk in steeds meer sectoren van de samenleving de roep om vrijheid en ik denk dat we daar uiteindelijk allemaal beter van zouden worden.

Nu is vrijheid natuurlijk iets waar je verantwoordelijk mee om moet gaan en dit besef zal moeten groeien. Dit is echter iets wat volgens mij redelijk natuurlijk, maar langzaam zal gaan. Vrijheid is voor mij leven zonder barrières, om onbelemmerd je leven te kunnen leiden op de manier die je zelf zinvol acht. De uiteindelijke consequentie hiervan is dat waarde op een andere manier zal moeten worden uitgedrukt dan in geld of werk. We werken namelijk al een aantal decennia toe naar een volledig geautomatiseerde omgeving en in zo’n omgeving zul je langzaam aan na moeten gaan denken over een nieuwe invulling van je levensdoelen.

Wat mij brengt tot de volgende stelling: economische waarde is achterhaald, de toekomst is vrij. Het woord gratis zal inderdaad uit onze algemene vocabulaire geschrapt worden en terecht komen in dat van de geschiedkundigen. “Gratis? Natuurlijk! Kan het ook anders dan?”

De kosten van gratis (2)

In Nederland maken we te makkelijk de sprong van vrij en open naar ‘gratis’. Zo blijft de discussie over ‘vrije leermiddelen’ door de politiek in de hoek van ‘gratis leermiddelen’ geplaatst worden.  Er is nog wel enige bereidheid de opstartkosten te dragen voor een project als WikiWijs, maar daarna is het echt gratis. En van de leraren. Je houdt je hart toch vast voor de succeskansen.

door Jan Stedehouder

“Met het gebruiken van vrije en open source software komt niet alleen vrijheid, maar ook verantwoordelijkheid, inclusief de verantwoordelijkheid om financieel bij te dragen aan de ontwikkeling van deze software. Wie dat niet wil en alleen maar staat op het ‘recht’ om ‘gratis’ van de software gebruik te maken, kan beter bij de illegaal gedownloade, gesloten software blijven.”

Met deze conclusie eindigde het eerste artikel met de titel “De kosten van gratis“, een conclusie die onverkort geldig is voor andere delen van de vrije en open wereld. Zoals de Creative Commons.

Creative Commons is een mooi concept. Creatievelingen maken muziek, foto’s, video’s, grafische kunststukjes of schrijven artikelen en boeken. In plaats van terug te vallen op het traditionele auteursrecht (i.e. ‘je blijft er met je tengels van af en o wee als ik er achter kom’) plakken deze creatieve geesten er een Creative Commons-licentie op.  “Dan is het gratis!”, hoor ik al weer ergens roepen, maar dat is dus weer die verkeerde denkwijze. De sleutel bij Creative Commons is: “Some rights reserved”, oftewel “enkele rechten voorbehouden”. De maker van het werk geeft jou de ruimte en de mogelijkheid om zelf ook leuke dingen te gaan doen met zijn hersenspinsels. De fotograaf, schrijver, muzikant, schilder, VJ of wat dies meer zij vindt het wel prettig dat je op een gegeven moment het boek, de film of de cd koopt.

Michael Carrol, bestuurslid van Creative Commons, deed deze week een oproep voor ondersteuning van het Creative Commons gebeuren. Want, jawel, Creative Commons is meer dan een handige website waar de bezoekers van jouw site naar toe worden geleid als ze op een van de licenties klikken. Zo’n website loopt natuurlijk ook niet op ‘goede wil’ en ‘enthousiasme’, maar dat terzijde. Zo zijn er tal van initiatieven gaande om er voor te zorgen dat de licenties passen binnen de nationale en internationale auteursrechtafspraken, wordt er onderzoek verricht naar de ‘grensgebieden’ van de licenties, bijvoorbeeld rond het criterium ‘niet-commercieel’ gebruik en de grens met het publieke domein.  De Creative Commons-techneuten zijn hard bezig om er voor te zorgen dat de toegankelijkheid van de licenties beter wordt en droegen en passant bij aan een Web 3.0 standaard.

Creative Commons is niet de enige organisatie die zich bezig houdt met de fundamenten van de vrije en open wereld. Dergelijke organisaties vereisen de inzet van gekwalificeerde mensen met solide vakkennis op verschillende terreinen. Mogen wij verwachten dat zij dit ‘om niet’ blijven doen, zodat wij ‘gratis’ de vruchten kunnen blijven plukken? Is het aanvaardbaar om doelbewust beleid te ontwikkelen dat uitgaat van de inzet van talloze vrijwilligers, zodat organisaties en bedrijven mooi de eigen kosten voor R&D kunnen verlagen? Mijn antwoord is een heel duidelijk nee! De prestaties van de vrije en open wereld zijn geen grabbelton waar zonder tegenprestaties uit gegraaid kan worden.

Overheden, organisaties en bedrijven krijgen meer belangstelling voor de vrije en open wereld, zien de praktische en commerciële meerwaarde van open source en open standaarden.  Wij, als enthousiaste gebruikers van Linux en open source, zijn er soms iets te snel bij om te wijzen op het feit dat al dit moois gratis beschikbaar is. Zo zenden wij de verkeerde boodschap uit. De Linux Foundation heeft al een mooie voorzet gegeven met het artikel Estimating the Total Development Cost of a Linux Distribution. Nu kunnen we tegen de nieuwkomers zeggen: “Kijk, dit cd-tje heeft 10 miljard dollar aan ontwikkelingskosten gekost. Ik wil het je best geven en daarna mag je er mee doen wat je wilt, maar ik verwacht wel dat je er iets voor terug gaat doen”, een pay-it-forward boodschap.

En het woord ‘gratis’? Misschien wordt het tijd om dat eens uit onze vocabulaire te schrappen.

Scroll naar boven