Column

Column: NOiV Jaarcongres in de uitverkoop?

’Veel ruimte voor leveranciers tijdens NOiV Jaarcongres 2010’ kopte de website van het programmabureau Nederland Open in Verbinding deze week. Dit klinkt mooi, ware het niet dat de definitie van ’leveranciers’ aan de smalle kant is. Het betreft uitsluitend de sponsors van het jaarcongres. Mocht dat al voldoende zijn voor opgetrokken wenkbrauwen, sta dan ook even stil bij het volgende: de sponsors vullen een deel van het inhoudelijke programma in.

De leveranciers kregen begin december 2009 hun uitnodiging tot sponsoring (PDF) in de brievenbus. De wervende tekst lijkt direct overgenomen van het aanbod van een commercieel congresbureau:

Hierbij ontvangt u informatie met betrekking tot sponsormogelijkheden van het NOiV jaarcongres. U heeft de mogelijkheid uw  bedrijf of instelling te presenteren aan een publiek van 500+ geïnteresseerde bezoekers.

De bekende drie sponsorpakketten (brons, zilver en goud) werden gepresenteerd. Het bronzen pakket, voor een bedrag van 1.000,–, is goed voor een stand, logo en prulletje in de goodiesbag. En drie stopcontacten natuurlijk. De sprong naar zilver is best interessant. Voor 1.000,– extra krijgt de sponsor 30 minuten spreektijd of een ronde tafel gesprek van 30 minuten. In speciaal gereserveerde ruimten, dat dan weer wel. Met het gouden pakket, een investering van 3.500,–, mag je als sponsor helemaal los en wordt het voor de 500+ bezoekers volstrekt onmogelijk jouw bedrijf te missen. Klaarblijkelijk was het aanbod interessant genoeg voor een aantal leveranciers. Bij elkaar vangt het programmabureau 26.000,– van de twee gouden, zes zilveren en zeven bronzen sponsors. Mooi meegenomen toch?

Sta eens even stil bij het volgende. Hoe zouden we gereageerd hebben als Microsoft zich als gouden sponsor had  aangemeld en daardoor straks 30 minuten lang haar visie op interoperabiliteit had mogen presenteren? Onwaarschijnlijk? Nee hoor, want de uitnodiging aan de leveranciers zegt: ’Plek in programma geschiedt op volgorde van aanmelding’. De open wereld zou te klein zijn geweest. Ik vind het principieel onjuist dat een overheidsorganisatie, ook in de vorm van een  programmabureau, de inhoud van haar congres (mede) laat bepalen door betalende sponsors. En dan maakt het mij niet uit of het nu gesloten of open sponsors zijn. Of willen we straks op het aangifteformulier van de Belastingdienst het volgende lezen: ’Dit formulier wordt mede aangeboden door Stoere Jongens, Ferme Knapen Incasso’?

Deskundigen op het gebied van aanbestedingen hebben het toch al meerdere malen duidelijk gemaakt: een overheid mag geen voorkeur uitspreken voor specifieke leveranciers of software. Alleen al vanuit dit perspectief roept de beslissing commerciële sponsors ruim baan te geven op een overheidscongres vraagtekens op. Die ’500+ geïnteresseerde  bezoekers’ komen niet voor een commerciële beurs, maar voor het NOiV Jaarcongres waar ze een inhoudelijk solide programma mogen verwachten. In dat programma moet ruimte zijn voor ’best practices’, voor leren van ervaringen van collega’s bij andere overheden, voor inzicht in de stand van zaken rond het actieprogramma en maximale ruimte om op  inhoud met elkaar in gesprek te gaan. Kennis, informatie en deskundigheid moeten centraal staan. Commerciële praatjes op basis van ’wie het eerst komt, het eerst maalt’ horen daar niet bij. Niet voor een overheid.

Maar beschikken die leveranciers dan niet over de nodige kennis, informatie en deskundigheid? Natuurlijk wel. Dat leveranciers een belangrijke rol spelen bij de uitvoering van het actieplan NOiV is evident, zowel ten goede als minder goede. De gesloten leveranciers liggen vooral dwars en komen op dit moment niet verder (PDF) dan ’We beloven na te denken of we kunnen overwegen ons best te doen voor open standaarden.’ De meeste inhoudelijke deskundigheid is te vinden bij de echte open leveranciers, maar daar loop je snel het risico van dubbele petten. Enthousiasme en inhoudelijke deskundigheid over open source en open standaarden gaan gepaard met de noodzaak een bedrijf draaiende te houden. Mijns inziens is het open wereldje in Nederland te klein om absolute onafhankelijkheid in de vorm van een ’1-pet model’ te vereisen, en pleit ik eerder voor maximale transparantie.

Het was mijns inziens zuiverder geweest als het programmabureau de regie over de volledige inhoud had gehouden en niet – zoals nu- voor een deel had overgelaten aan betalende sponsors die vrij arbitrair op de lijst terecht zijn gekomen. De  organisatie had moeten bepalen welke inhoud voor alle tracks wenselijk en noodzakelijk is. Als een open (of zelfs gesloten) leverancier de beste partij was geweest om daar uitvoering aan te geven, dan had die simpelweg ingehuurd moeten  worden.

Het programmabureau heeft hier niet voor gekozen en wekt daardoor op zijn minst de schijn dat inhoud rond het NOiV te koop is, dat leveranciers en niet de overheid de regie hebben bij de uitvoering van het open source en open standaarden-beleid van de overheid. Die schijn moet je, zeker met de kwetsbare positie als programmabureau, ten allen tijde willen vermijden.

Column: De lente begint vroeg dit jaar

De lente begint vroeg dit jaar

“En ga je nu ook aandacht besteden aan de oproep tot participatie van @pbnoiv?” twitterde Walter Verholst eerder deze week. Een terechte vraag gezien de toch wat kritische uitlatingen mijnerzijds aan het adres van het Programmabureau Nederland Open in Verbinding, in het bijzonder de wijze waarop het bureau zich verhield tot de open gemeenschap. Het startpunt van de kritische berichtgeving lag in het voorjaar 2009 toen het programmabureau, in alle stilte en verborgenheid, met een aantal open organisaties een overleg met staatssecretaris Heemskerk voorbereidde. Brenno de Winter en ik hebben daarover gepubliceerd aangezien wij een transparant proces van hoger belang vonden (en vinden) dan het meegaan in het achterkamertjes van politiek Den Haag. Ik ben nog steeds van mening dat de betreffende organisaties en sleutelfiguren destijds niet de meest verstandige keuze hebben gemaakt. Maar ja, wat mag ik daarover zeggen? Mijn ’claim to fame’ in de open wereld is natuurlijk beperkt. Niet alleen heb ik geen letter bijgedragen aan de motie Vendrik noch een ’jota’aan het actieplan NOiV, ik was ook al niet aanwezig bij het inmiddels legendarische concert van Prince in Paradiso. Eigenwijs als ik ben was dat geen beletsel om via Transparante Zaken kritische, soms wel erg scherpe en zure columns te schrijven over een volgende misser van het programmabureau. O ja, ik heb ook de tijd genomen enkele suggesties voor verbetering te formuleren.

“En ga je nu ook aandacht besteden aan de oproep tot participatie van @pbnoiv?”. Kan de vlag worden uitgestoken nu het programmabureau op verschillende manieren een open dialoog met de open gemeenschap aangaat? Wordt nu wel goed geluisterd? Of, anders geformuleerd, kun je naast het leveren van kritiek ook iets positiefs zeggen? Ondersteun je de oproep tot meer participatie?

Die laatste vraag is nog het makkelijkst te beantwoorden. In het rijtje suggesties voor 2010 werd een deel van de verantwoordelijkheid voor een beter open source beleid bij de open gemeenschap neergelegd. Het programmabureau heeft nu stappen gezet: met een wiki, met een site waarop dialoog mogelijk is, met het initiëren van open consultatie. Dan is het nu aan de gemeenschap, die zowel openlijk als meer op de achtergrond kritiek heeft geuit om over de brug te komen. Of deze weg open weg definitief wordt ingeslagen hangt niet alleen van het programmabureau af, maar ook van de open gemeenschap.

Het zou wat al te makkelijk zijn te concluderen dat de scherpe kritiek van buitenaf dit mogelijk heeft gemaakt. Want eerlijk gezegd geloof ik dat zelf niet. Er is wel (eindelijk?) geluisterd naar diegenen, binnen en buiten het programmabureau, die verstand hebben van de creatieve meerwaarde van een open cultuur. Chapeau voor het blijven masseren om deze open ronde mogelijk te maken en chapeau voor het loslaten van die strakke controle op het proces. En nu aan het werk, want het begin van de lente betekent nog geen stevige oogst aan het eind van de zomer.

Column: ‘Zijn jullie nú tevreden?’

Het optreden van het programmabureau NOiV is in 2009 stevig onder vuur komen te liggen, onder andere van mijn zijde. De kritiek richtte zich onder anderen op het toch wat gesloten karakter van haar werkwijze. Deze week werd de nieuwe NOiV-site gelanceerd. In het bijbehorende bericht wordt duidelijk gemaakt hoe open deze nieuwe site nu wel is, op het gebied van webrichtlijnen, van gebruikte software (WordPress, met GPL), van open content (Creative Commons én OpenStreetMap). Commentators kunnen hun hart ophalen met de discussiefunctie en het NOiV biedt ruimte aan gastbloggers. De keuze van bloggers valt in positieve zin op. Naast open source evangelisten zijn vertegenwoordigers van de traditionele softwarewereld (Centric, Microsoft) uitgenodigd. Noem het vreemd, maar ik hoorde opeens de stem van Ineke Schop weerklinken, een bijna verzuchtend: “Zijn jullie nú tevreden?”.

Van een bureau dat de meerwaarde van open standaarden en open source moet uitdragen binnen de overheid mag worden verwacht dat ze een duidelijk voorbeeld neer zet, dat ze laat zien dat met ‘open’ hele mooie, leuke en waardevolle dingen zijn te doen. Daar hoort een goede open site bij. Ik kan het ook niet maken om een Ubuntulezing te verzorgen op een Windows 7-bak. De geboden ruimte voor discussie en meer kritische bijdragen zijn een stap in de juiste richting, al wil ik wel even afwachten hoe kritisch de bloggers (mogen) blijven nu ze op de ‘officiële’ site hun mening gaan verkondigen. Het moeten geen brave apologeten worden.

Belangrijker vind ik hoe het programmabureau zelf verslag gaat doen van haar werkzaamheden, haar bevindingen en de progressie bij de implementatie van het actieplan. Binnen het bureau is/wordt veel kennis en ervaring opgebouwd over wat kan en wat (nog) niet kan, over steun en weerstanden, over realistisch en onhaalbaar. Verhalen over wat (nog) niet kan, over weerstanden en onhaalbaar vallen misschien niet lekker aan de Bezuidenhoutseweg(Ministerie van EZ), maar leveren mijns inziens wel de bouwstenen op voor een werkelijk effectief beleid. Dan ben ik pas echt tevreden.
Jan Stedehouder

Open, open en nog eens open

Open source evangelisten zijn enthousiaste mensen. Ze geloven in de meerwaarde van vrij, open en transparant. Velen zijn er tot in het diepst van hun wezen overtuigd van de technologische superioriteit van open oplossingen, om nog maar te zwijgen van de morele verhevenheid ervan. En dat zwijgen doet een open source evangelist so wie so niet snel, hetgeen een bron van kritiek is bij ‘de andere kant’, de voorvechters van de redelijke, pragmatische en bovenal traditionele gesloten oplossingen.

De uitspraak “Fanaticism consists of redoubling your effort when you have forgotten your aim” wordt toegeschreven aan George Santayana. Open source enthousiastelingen hoeven niet zo heel veel te doen om het predikaat ‘fanatiek’ opgedrukt te krijgen. Onverkort vasthouden aan het actieplan Nederland Open in Verbinding, overigens ondersteund door alle fracties in de Tweede Kamer, is al voldoende. Dat actieplan is wel leuk, maar ‘we’ mogen niet vergeten dat de werkelijkheid van alle dag echt anders is. Open oplossingen zijn niet in alle gevallen dé oplossing en misschien zelfs niet eens de best beschikbare oplossing in een bepaalde situatie. De zinssnede: “Open source is een middel, niet een doel” duikt dan snel op. ‘Wij’ moeten eens ophouden met dat gehamer op open.

‘De andere kant’, omvattende de voorvechters van redelijke, pragmatische en bovenal traditionele gesloten oplossingen zijn uiteraard genegen de wens en intentie van de politiek en opdrachtgevers een redelijke en pragmatische invulling te geven. Hoe redelijk en pragmatisch bleek recentelijk toen een uitvoerder van een megaproject bij de rijksoverheid in op Webwereld stelde dat meer open source en open standaarden gerealiseerd gaan worden door “Eerst alles (te) standaardiseren op gedeelde gesloten standaarden van Microsoft en de open standaarden die Microsoft al ondersteunt”. Dit werd dan wel gevolgd door de uitspraak dat daarna verder gekeken kan worden naar open source en andere open standaarden. Dat is dan wel weer fijn, toch?

Dat bij de uitvoering van het actieplan NoiV een nuchtere blik op de (on)mogelijkheden van open oplossingen op dit moment noodzakelijk is, is voor de meeste open source evangelisten evident. De politiek heeft wel besloten dat open standaarden en open source software een meer centrale plaats binnen de overheid moeten innemen. Jammer genoeg zijn de beslissers nog lang niet zo ver dat ze open en gesloten oplossingen op basis van gelijkwaardige en eerlijke criteria transparant beoordelen. Het uit de weg ruimen van de meest belachelijke gedachten en ideeën rond ‘open’ staat nog hoog op het actielijstje van de open source enthousiastelingen. Een stevig tempo is daarbij wenselijk, want onderwijl worden beslissingen genomen die het verwezenlijken van het gewenste eerlijke speelveld opnieuw een paar jaar naar de toekomst verschuiven.

Is de kritiek terecht en hameren ‘wij’ te veel op ‘open, open en nog eens open’? Of is dat gehamer gerechtvaardigd zolang de deuren van de geest net zo gesloten zijn als de redelijke, pragmatische en vooral traditionele gesloten oplossingen die nu als standaard worden gepresenteerd?

Boosheid? Ach, gut…

Zo, het moest maar eens een keer gezegd worden en dat is deze week dan ook maar eens gedaan. In het buitenland is tenminste wel echte waardering voor het open source en open standaardenbeleid van Nederland. Punt! Nu een deel van Nederland met vakantie is, de Tweede Kamer de koffers al heeft gepakt en de beheerders van de NOiV-site met een mirakelslag een indrukwekkende hoeveelheid nieuwe content op het net hebben geplaatst, durft Ineke Schop het wel te zeggen. En al die boosheid vanuit de Tweede Kamer, de leveranciers (sorry Ineke, je bent de open leveranciers vergeten), de gemeenten, de overheden én de open gemeenschappen? Eigenlijk is dat grote onzin, maar Ineke is grootmoedig genoeg om te erkennen dat er nu eenmaal bij hoort.

Ik herinner mij nog levendig een debat tussen Margaret Thatcher en Neill Kinnock in het Britse Lagerhuis. Thatcher lag met iedereen overhoop. Met de Europese Gemeenschap, met de NAVO, met de Commonwealth. Kinnock’s speech was een briljant staaltje van vileine rethoriek, gebruik makend van Thatcher’s eigen uitspraken: “We feel sorry for the other…” en vul dan maar een getal in. Want Thatcher stond alleen. De punch line is in mijn geheugen geëtst: “Now I know why she says ‘we’ so much. It’s less lonely that way”. Gek hè, dat dit citaat naar boven komt bij de verfrissend openhartige ontboezeming die de programmamanager van het NOiV de wereld in heeft gestuurd?

Want wij begrijpen niet dat het echt de bedoeling is om samen, in alle openhartigheid te werken aan het realiseren van het open standaarden en open source beleid. Dat begrijpen wij echt niet. Wij snappen niet waarom die openhartigheid onder een strakke regie moet plaatsvinden, in besloten en niet aangekondigde bijeenkomsten, met duidelijk gedefinieerde binnen- en buitenringen. Dat niet alles op voorhand wordt gecommuniceerd heeft echt niets met gebrek aan openheid te maken, maar met effectiviteit.(*)

Wij begrijpen ook niet dat het niet zinvol is om de open deskundigheid uit het veld in de volle breedte aan te boren. Want wij snappen niet dat een deel van die deskundigheid eigenlijk helemaal niet deskundig is, dat het vooral -weliswaar goedbedoelend en hardwerkend, maar toch – amateurs zijn.(*) Gelukkig zijn daar de deskundige ambassadeurs die, heel effectief, in een paar dagdelen per maand het kaf van het koren kunnen scheiden.

Wij begrijpen ook niet dat papieren prestaties ook echt wapenfeiten zijn. Het is toch niet voor niets dat de NOiV-monitor zoveel waarde hecht aan papier en getekende intenties. Kom op mensen, snap nou dat we hier te maken met overheden! Het is dan wel jammer dat ze dat in de Tweede Kamer ook niet goed zien, want daar schijnt toch een oververtegenwoordiging aan politici met ambtelijke wortels in te zitten.

En we snappen ook niet dat 200 open source applicaties bij de overheid te danken is aan de noeste arbeid van het NOiV team. Okay, de meerderheid van die applicaties zit vooral op de achtergrond, maar dat geldt zo’n beetje voor het hele internet en de daarvoor benodigde beheers- en ontwikkeltools. Wees dan in ieder geval blij dat de beheerders bij de overheden dat wel snappen. Wees blij dat er hier en daar enthousiaste, zij het wat eigenwijze medewerkers zijn die experimenteren met pakketten als GIMP. Het hoeft er maar één te zijn, maar dat is toch winst.  Aangezien ik, als enige, binnen mijn welzijnsorganisatie werk op een Windows desktop met meerdere open source applicaties, dan wel op een laptop voorzien van Linux, kan ik dan veilig stellen dat mijn club compleet open source compliant is. Ik zou even moeten tellen, maar ik denk dat we ruim boven de 200 applicaties komen. Even kijken? Jawel, volgens Synaptic zijn er 2059 pakketten geïnstalleerd.

We snappen niet dat we, net als het buitenland, het geheel lekker van grote afstand moeten bekijken. We moeten vooral niet het buitenland als referentiepunt gebruiken. Kijk, die mooie casussen van grootschalige migraties die worden gepresenteerd (als ze al feitelijk kloppen), dat is puur om enthousiast te maken, zodat we iedereen aan het schrijven krijgen. Dat levert meer papier op en dat is goed. Kijk, al die grote migraties in Europa, Latijns-Amerika, Azië en Rusland. Dat is wel mooi natuurlijk en je moet ze altijd noemen in een rapport. Maar dat doen we zo niet in Nederland. Hier moeten we eerst iedereen achter een document krijgen, dan moeten we iedereen via binnen- en buitenringen in werkgroepen krijgen, dan gaan we heel voorzichtig bescheiden pilots opzetten, die uiteraard heel goed gevolgd moeten worden. En het moet vooral niet te veel deining veroorzaken. Dat snappen we niet.

Gelukkig was ik nog niet met vakantie, anders had ik de wijze woorden pas over een paar weken kunnen lezen. Wij mogen best boos worden van het NOiV. Ook al begrijpen we het niet.

(*) Niet uit de duim gezogen, maar opgeschreven door vertegenwoordigers van het programmabureau.

Embrace and extend

Computers hebben een simpele kijk op de werkelijkheid. Het is ja of nee, zwart of wit, goed of fout. Daar kunnen computers weinig aan doen, hun binaire kijk op de realiteit is ingebakken. Zoals de Wikipedia zo mooi weet te zeggen, kunnen de geheugencellen van computers maar twee waarden aannemen. Om te zien hoe ver je kunt komen met het binaire denken moet je maar eens een tijdje nadenken over de complexiteit van onze hedendaagse desktop, ons mobieltje of de AI van een paar populaire first person shooters. We besteden aardig wat tijd aan interactie met binaire denkende en werkende systemen. En, zo stelt een gezegde, waar je mee omgaat word je besmet. En voor we het weten beginnen we de wereld om ons heen volgens simpele binaire schema’s in te delen: ja of nee, zwart of wit, goed of fout. En in de open source wereld ‘wonen’ mensen die heel veel tijd achter de computer door brengen.

De weg naar de open source desktop

Het perspectief van de eindgebruiker

Open source desktops, zowel Linux als BSD, zijn al in hoge mate gebruikersvriendelijk. De noodzaak om handelingen via de commandoregel is vrijwel verdwenen. Toch blijkt het met de adoptie van open source desktops maar mager gesteld te zijn in Nederland, zeker als we het vergelijken met de uitrol van duizenden desktops in andere Europese landen. Wat staat de overstap naar een open source desktop in de weg? Heeft het te maken met de zogenaamde ‘legacy’ applicaties, de specifieke applicaties in bedrijven en (overheids)organisaties? Ligt het  aan de staat van de ontwikkeling van open source desktops? Of ligt het probleem toch bij de gebruikers?

door Jan Stedehouder

NOiV – De nieuwe kleren van de keizer

Nederland stond in 2007 plotsklaps in de voorhoede van de open source beweging. Het actieplan Nederland Open in Verbinding gaf, zij het redelijk laat, invulling aan de in 2002 unaniem aangenomen motie Vendrik. De Tweede Kamer toonde zich op 12 december 2007 tevreden, erg tevreden zelfs. Het plan zelf werd in het buitenland zo populair dat een Engelstalige versie werd geproduceerd. Nederland was op weg een paradijs voor open standaarden en open source te worden.
Dat was in 2007. Nu, ruim veertien maanden later, is de glans er wel af. Het actieplan lijkt de harde confrontatie met de realiteit nauwelijks te overleven en in de open source wereld loopt het geduld op haar einde.

Column: Ongevraagd advies aan HollandOpen

Het was een heel kort berichtje in een e-mail van HollandOpen. Gelukkig stond het direct aan het begin, want je had het kunnen missen. Er stond:

Op 15 januari willen we praten over de toekomst van HollandOpen en de activiteiten in 2009. Vanaf 14.00 uur in Amsterdam, Singelkerk, Singel 452. De agenda staat nog niet vast, alle input is welkom. Graag naar info@hollandopen.nl

Wat is de toekomst van HollandOpen? Dat is normaliter toch een vraag voor organisaties die het even niet meer weten, die zich geconfronteerd zien met strategische uitdagingen of die zich afvragen of hun verdere voortbestaan nog wel zin heeft. Mijn betrokkenheid bij HollandOpen was in 2008 beperkt tot het meewerken aan een lesboek voor het hoger onderwijs. Al ben ik niet als participant of deelnemer bij HollandOpen betrokken, ik heb wel een mening over de wijze waarop zij de belangenbehartiging van open source software, open standaarden en open content ter hand nemen.

In het afgelopen jaar heeft de organisatie een paar maal centraal gestaan in mijn column op Digiplace. Het is veilig te stellen dat de aandacht niet onverdeeld positief was. Wat is de toekomst van HollandOpen, in het licht van het afgelopen jaar en de uitdagingen die de open source promotie in 2009 heeft? Aangezien alle input wenselijk is, neem ik bij deze dan maar de vrijheid wat ongevraagd advies te geven. Waarom? Simpel gezegd, de promotie van open source en open standaarden ligt mij na aan het hart en elke kans om die promotie beter te laten verlopen grijp ik graag aan.

Waar zijn de gouden tijden?
Het is enerzijds wel vreemd dat HollandOpen zich druk maakt over haar toekomst. Eigenlijk zouden nu gouden tijden aangebroken moeten zijn. Met het actieplan Nederland Open in Verbinding (PDF) in de hand kan de promotie van open standaarden en open source software voortvarend worden aangepakt. De overheid heeft zich verplicht open standaarden te gebruiken, zet zich stevig in voor open source software en is ongetwijfeld op zoek naar ter zake deskundige partijen die haar betrokken en onafhankelijk ter zijde kunnen staan. En, mocht de overheid daar niet toe geneigd zijn, dan kan in ieder geval worden gekozen voor de rol van kritische volger die scherp de vorderingen, dan wel het uitblijven daarvan, in de gaten houdt en daarover publiceert. Helaas lijkt wat HollandOpen betreft noch van het een noch van het ander sprake te zijn.

Het programmabureau NOiV kwam medio december met haar eerste monitor (PDF) over de stand van zaken rond het actieplan. De monitor was wel voorzien van enkele kanttekeningen, maar de resultaten waren wel heel erg positief in vergelijking met een eerder onderzoek van MarketCap (in opdracht van Adobe). De verschillen tussen de twee onderzoeken rechtvaardigen een kritische analyse van de opzet en de resultaten. Maar HollandOpen bleef stil. Dat heeft de belangenbehartiger so wie so gedaan in 2008. Na het oorspronkelijke enthousiasme over het nieuwe actieplan is het erg stil gebleven. In de berichtgeving vanuit HollandOpen wordt niet prominent ingestoken op het actieplan en de werkzaamheden van het programmabureau, noch ondersteunend, noch kritisch.

Dat is jammer. In de afgelopen jaren is er veel werk verzet door de pioniers van open source in Nederland. De pioniers die keer op keer het debat zijn aangegaan, die presentatie op presentatie hebben gegeven, die voor eigen rekening vele uren, dagen en weken hebben gestoken in het adviseren en ondersteunen van de vormgeving van een goed open source beleid. Het actieplan Nederland Open in Verbinding zou niet tot stand zijn gekomen zonder inzet van deze pioniers en de relatieve nieuwkomers zijn aan hen schatplichtig.

Maar, en dat is ook een realiteit, met de goedkeuring van het actieplan en de implementatie ervan is een nieuw speelveld ontstaan. Een nieuw speelveld waarop de oude partijen proberen hun invloed en marktaandeel te behouden, waarop nieuwe partijen hun weg moeten vinden in een nieuwe rol, met nieuwe verwachtingspatronen en andere (commerciële) spelregels en belangen. De vraag wordt dan of de bestaande organisaties rond open source promotie klaar zijn voor het nieuwe speelveld en de nieuwe eisen? Zijn ze intern en extern goed georganiseerd om een bijdrage te leveren aan een implementatie van open source en open standaarden die naar letter en geest een uitvoering is van het actieplan en de bedoelingen van de pioniers? Wat is er nodig?

Het realiseren en bewaken van een eerlijk speelveld
Op de eerste plaats moet het niemand verbazen dat het nieuwe speelveld en de mooie en goede intenties niet betekenen dat de invoering van open standaarden (en in het kielzog daarvan, open source software) een gedane zaak is. Een substantieel deel van de overheidsmanagers ziet er het nut nog niet van in en zal -in ieder geval op dit moment- contre coeur meewerken aan het opgelegde beleid. Let wel, een beleid zonder harde sanctiemaatregelen. Dit geeft alle ruimte om bij wet- en regelgeving en aanbestedingen een dusdanige draai te vinden dat de concrete invoering van open standaarden op de lange baan wordt geschoven. Een deel van de open source promotie moet zich dan ook richten op het waarborgen van een eerlijk speelveld, een ‘level playing field’, waarbij niet op een verkapte manier de gewenste leveranciersonafhankelijkheid onderuit wordt gehaald. Dit vraagt om inhoudelijke deskundigheid en de bereidheid heel kort en kritisch op aanbestedingsprocedures te zitten. En daar dan vervolgens handelend op te treden, zowel via stille diplomatie als via publieke actie.

Grotere betrokkenheid van gemeenschappen van eindgebruikers
Daarnaast wordt het tijd dat de ‘nieuwe’ groepen gebruikers van Linux en open source software bij het proces worden betrokken. In Nederland zijn meerdere gemeenschappen actief die te zamen een forse groep eindgebruikers vertegenwoordigen. Op zijn minst hebben zij recht op een stem in het geheel, maar feitelijk vormen zij een belangrijk deel van de voorhoede van gebruikers van open source en open standaarden. Dit zijn de gebruikers die op dit moment tegen de beperkingen aanlopen die ontstaan doordat overheden, organisaties, scholen en bedrijven niet of gebrekkig gebruik maken van open standaarden. Zij maken zich daar boos over en gaan op zoek naar pragmatische oplossingen. In hun omgeving bepleiten zijn de voordelen van open source software. Het probleem? Organisaties als HollandOpen zijn binnen deze gemeenschappen nauwelijks bekend, zij voelen zich er in ieder geval niet mee verbonden. Een gemiste kans die snel rechtgezet moet worden, want met deze gemeenschappen in je achterban heb je als belangenbehartiger kritische massa.

Onafhankelijkheid van de grote commerciële open source dienstverleners
De commerciële open ICT-dienstverlening zou een heel stuk zichtbaarder moeten worden, maar dat is niet primair de taak van non-profit organisaties als HollandOpen. De grotere ICT-dienstverleners moeten in staat worden geacht in dit opzicht hun eigen broek op te houden. Een non-profit belangenbehartiger moet niet een spreekbuis worden van een of enkele grote commerciële partijen in dit speelveld. Op dat moment ben je mijns inziens dan niet meer acceptabel als onafhankelijke gesprekspartner of adviseur van de overheid. Grote ICT-dienstverleners weten dat “open” nu “scoort” en zullen daar maximaal op in zetten. Maar wie kan het kaf van het koren scheiden? Kan een organisatie die nauw gelieerd is aan één of enkele aanbieders werkelijk onafhankelijk advies geven?

Zakelijke belangenbehartiging voor het MKB
De kleinere bedrijven moeten wel actiever worden ondersteund. Uit omringende landen weten we dat een inzet op open source en open standaarden positief kan uitpakken voor innovatieve ICT-bedrijven in het MKB. Het sleutelwoord is “kan”, want vanzelfsprekend is het niet. Kleinere open ICT-dienstverleners moeten geholpen worden via samenwerkingsverbanden kritische massa te bereiken om mee te kunnen draaien in aanbestedingsprocedures. Die procedures moeten worden bewaakt zodat dergelijke consortia niet op verkeerde gronden worden buitengesloten. Er moet kritisch worden opgetreden tegen overheden die het MKB buiten sluiten op vage gronden (of simpelweg door gebrek aan inzicht en deskundigheid). Maar ja, welke kleine ondernemer gaat dat doen? Wie wil het risico lopen een knelpunt aan de kaak te stellen en dan te zien dat andere ondernemers jouw opdrachten krijgen? Besef wel dat die kleine ondernemer wellicht al jaren als pionier actief is geweest. Het instellen van een overkoepelende zakelijke belangenbehartiger die namens de branche van open ICT-aanbieders kan optreden, zonder directe repercussies voor individuele ondernemers, is noodzakelijk voor het realiseren van gezonde marktverhoudingen.

Onafhankelijke en deskundige promotie van open source en open standaarden
Naast deze commerciële promotie blijft er behoefte aan een onafhankelijk en deskundig kenniscentrum gericht op open source en open standaarden. Een instituut dat op wetenschappelijk verantwoorde wijze onderzoek kan doen en bijdragen kan leveren aan het publieke debat. Los van commerciële belangen, los van politieke belangen, maar gestoeld op materiedeskundigheid. Op dit moment is er te veel onderzoek dat direct verbonden is met politieke of commerciële belangen, waardoor alle resultaten feitelijk ter discussie staan. Wordt het niet eens tijd dat we daar een einde aan maken, dat Nederland in dit opzicht een gidsland wordt?

Openbreken van het onderwijs
Een belangrijk aandachtsveld is en blijft het onderwijs. In het onderwijs is te weinig aandacht voor open source en open standaarden naast de bekende, traditionele gesloten software. Dat is slecht voor het onderwijs, slecht voor de arbeidsmarkt en slecht voor de digitale geletterdheid van burgers. Wat is er nodig om dit open te breken en te zorgen voor hoogwaardig ICT-onderwijs? Dit gaat verder dan zorgdragen voor geschikte leermaterialen. Het gaat om het doorbreken van een gesloten denkwijze bij schoolbesturen, onderwijzend personeel én educatieve uitgevers. We hebben het hier over een taaie materie en over een sector die in het actieplan wel wordt genoemd, maar waarover maar weinig concrete afspraken zijn gemaakt. Alle mooie plannen en implementaties zullen op langere termijn op niets uitlopen als we door blijven gaan met het opleiden van generaties computergebruikers die digitaal scheefgegroeid zijn.

Kwaliteit
Een laatste aandachtspunt heeft betrekking op de kwaliteit van open source promotie, zowel door profit als non-profit organisaties. Inderdaad, we kunnen niet allemaal een ervaren journalist zijn (wordt mij wel eens verweten), maar dat wil niet zeggen dat we niet kunnen leren om beter, zakelijker, professioneler en effectiever ons verhaal naar buiten te brengen in presentaties, persberichten en op websites. Jammer genoeg zijn er veel goede standpunten en ideeën die nu onvoldoende duidelijk naar voren worden gebracht. Door goede samenwerking, gebruik makend van beschikbare deskundigheid, aangevuld met wat mediatrainingen en het kiezen van een paar scherpe speerpunten kan de kwaliteit van de open source promotie fors worden opgekrikt. Hetgeen de geloofwaardigheid van de betrokken organisaties alleen maar kan verhogen.

Wat moet HollandOpen nu doen?
Dat is een vraag die de participanten en deelnemers van HollandOpen zelf moeten beantwoorden. Ongetwijfeld zijn er andere terreinen waarop de organisatie zich kan of moet gaan richten. Er is nog veel te doen op het gebied van ‘vrij’ en ‘open’ in Nederland. Uiteindelijk komt het aan op het maken van een duidelijke keuze, gevolgd door de noodzakelijke vraag: “Hebben we nu de juiste mensen aan het roer staan om onze doelstellingen te behalen?” Misschien is het antwoord op die vraag negatief. Dat zegt niets over de waardering voor het harde werk dat in de afgelopen jaren is verzet, maar het kan een erkenning zijn van het gegeven dat in deze fase andere personen met andere vaardigheden beter geschikt zijn voor de taken die moeten worden verricht. Het is een teken van goed leiderschap om dat te erkennen en vervolgens de fakkel over te dragen.

Veel wijsheid toegewenst.

Het knelpunt van de OV chipkaart

Wat is er mis met de OV chipkaart? Ik bedoel, afgezien van het feit dat de kaart is gehackt, dat de code en het algoritme zijn gepubliceerd, de bewaartermijn van zeven jaar voor reisgegevens en de problemen die reizigers ondervinden met reissaldo’s. Het grootste knelpunt is onderbelicht gebleven. Tot nu.

Het echte knelpunt moeten we zoeken bij de poortjes. Als Rotterdammer mag ik al een tijdje met een anonieme OV chip spelen. Je ontwikkelt dan een bepaalde routine bij het benaderen van de poortjes. De ogen scannen welke poortjes open staan, welke een roze sticker hebben (alleen voor de OV chipkaart elite), je pakt de kaart, flitst ‘m langs de display en scant snel het saldo in het voorbijgaan. ‘You take it in stride’, zoals de Amerikanen zeggen.

In toenemende mate zie ik problemen opduiken. Het rode kruis van de afgesloten poortjes lijkt moeizaam geïnterpreteerd te worden als: ‘Dit poortje is dicht’. Het levert koddige situaties op, tenzij je net aan de andere kant staat en hebt in- of uitgecheckt.

Nog ‘leuker’ wordt het bij de moeders met een kinderwagen en wat loslopend kinderspul. Op de eerste plaats blokkeert dit gelijk drie poortjes. Moeder met kinderwagen een poort. Junior 1 het poortje ter linkerzijde en junior 2 ter rechterzijde. Wanhopig wordt in de tas gegraaid naar de collectie kaarten. Junior 1 wordt eerst door het poortje geduwd en loopt daar een volgend trauma op als de deuren zich onverbiddelijk te snel sluiten. Junior 2 ziet de bui al hangen en weigert mee te werken. Na veel vijven en zessen is het gezinnetje binnen vijf minuten door de barrière. Vervolgens mogen alle andere reizigers samen wachten op de volgende metro.

Dat graaien in die tas komt so wie so vaker voor. Uiteraard ga je pas op zoek naar de kaart als je vlak voor het poortje staat en een paar honderd andere passagiers tijdens de spits mee naar buiten gaan. Tussen nu en eind januari gaat dit nog beroerder worden. Meer mensen die worstelen met kaarten (oeps, vergeten op te laden), poortjes en gezinsleden. Complete congestie, en dan hebben we het nog niet eens over het overstappen gehad. Het zal na een paar maanden wel opknappen, maar ik denk er hard over na om in de tussentijd toch maar te gaan fietsen.

Scroll naar boven