Dust Cold
Op Techie Souls verscheen vandaag een prachtig artikel met een overzicht van 50 mooie Gnome themes. Ik heb ze nog lang niet allemaal geprobeerd maar toen ik Dust Cold zag was ik (voor dit moment) weer eens verkocht.
Op Techie Souls verscheen vandaag een prachtig artikel met een overzicht van 50 mooie Gnome themes. Ik heb ze nog lang niet allemaal geprobeerd maar toen ik Dust Cold zag was ik (voor dit moment) weer eens verkocht.
In de loop der tijd heb ik verschillende virtualisatie mogelijkheden uitgeprobeerd. En dat doe ik niet omdat ik alsnog Windows virtueel wil gebruiken. Die tijd heb ik nu wel gehad. Ik gebruik het om andere Linux distributies te bekijken. Maar in de eerste plaats omdat ik een server wil laten draaien en de beste leeromgeving (op dit moment) is voor mij de virtuele omgeving.
Op de een of andere manier kom ik dan altijd weer terug bij de oplossingen van VMware. Niet omdat de alternatieven minder goed functioneren. Het heeft bij mij vooral te maken met gemak. Als je succesvol VMware hebt geïnstalleerd dan kan je meteen gebruik maken van een bridged netwerk omgeving. En ja, ik weet dat het ook kan bij b.v. Virtualbox maar met Vmware werkt het zo goed als automatisch. En dat is wel zo plezierig. Daar komt bij dat de kernel van Ubuntu’s server editie niet goed samenwerkt met Virtualbox. Je moet dan meteen een hoop kunstgrepen uitvoeren om het alsnog aan de praat te krijgen. Kortom…VMware en dan met name hun VMware Server is mijn favoriet.
De vertrouwde VMware Server 1.07 is tegenwoordig opgevolgd door VMware Server 2. En die wijzigingen gaan verder dan alleen een ander smoeltje. In tegenstelling tot de vorige versie is er nu geen aparte applicatie. Nee, nu is alles webbased gemaakt. Oftewel, je beheert je virtuele machines vanuit een webbrowser. Dat kan lokaal als op afstand gebeuren. En dat kan zowel met http als (natuurlijk) met https gebeuren.
Installeren van VMware Server is eigenlijk niet echt veranderd ten opzichte van wat je gewend was. Je begint met het geschikt maken van je eigen systeem. Natuurlijk heb je al eens een “sudo apt-get install build-essential” gedraaid. Wat dan nog overlblijft is een “sudo apt-get install linux-headers-`uname -r` build-essential xinetd“.
Vervolgens is het nodig om een .tar van VMware Server op te halen. Dat doe je van de Vmware Server website. Je moet een gratis account aanmaken of inloggen met een bestaande login. De rest wijst zich zelf wel. Uiteraard zorg je voor een screenshot als de pagina met licentie nummers wordt vertoond. Die moet je later gebruiken anders gaat het allemaal niet werken. Zelf heb ik gekozen voor de 64 bits versie en dus heb ik VMware-server-2.0.0-122956.x86_64.tar naar binnen getrokken.
Installeren gaat vanuit een terminal met sudo ./vmware-install.pl en je kan alle vragen gewoon met default waardes bevestigen. Als uitzondering (bij mij althans) de vraag over de gewenste locatie van de virtuele machines. Ik heb daar een aparte plek op mijn data partitie voor ingericht. Als alles klaar is heb je het installatie script ook doorlopen, het registratienummer ingevuld en goed gekeken naar de output van de installer. Je hebt ook (bij het accepteren van alle defaults) een “sudo passwd root” gedaan en daar je wachtwoord ingevuld.
Als je lokaal werkt dan is het invoeren van het adres “http://127.0.0.1:8222” voldoende om in te loggen. Log in met root en het daarbij behorende wachtwoord. Als je inlogt met https dan moet je naar poort 8333 verwijzen. Vanuit een andere locatie kan je ook alles beheren, maar dan moet je in je firewall rekening houden met poort 902 (default).
Iedereen die een beetje ervaring met een vorige versie had opgedaan kan overweg met deze vernieuwde vrijgave. Het ziet er weliswaar allemaal wat anders uit, de basis is wel min of meer gelijk gebleven. Het lijkt er overigens op (maar dat kan ook aan de 64 bits versie liggen) dat het allemaal (veel) sneller werkt. In ieder geval werkt het stabiel, kunnen bestaande virtuele machines gewoon ingelezen worden en zijn de beheermogelijkheden erg plezierig in het gebruik.
De webbrowser is alleen maar een scherm om je virtuele machine te beheren. Je kan dus je browser sluiten en toch blijft je virtuele server dan in de lucht. Het vraagt verrassend weinig resources en je kan met behulp van een ssh verbinding altijd snel en betrouwbaar toegang naar je server krijgen. Dat werkt veel sneller en prettiger dan de console van VMware Server. Het is ook mogelijk om je virtuele server automatisch te laten starten nadat je Ubuntu hebt geboot.
Kortom: deze versie van VMware Server kan Digiplace van harte aanbevelen.
Begin oktober had ik al een recensie van Ubuntu 8.10 voor Digiplace geschreven. Toen ging het nog om de beta uitvoering van de 64 bits uitvoering. Helaas ondervond ik tijdens het gebruik van die versie de nodige problemen met het gebruik van Flash onder Firefox. Dat was voor mij aanleiding om toch de 32 bits versie weer te installeren. Het leek mij toentertijd niet zo’n issue. Maar gaandeweg de rit begon ik toch te merken dat er wel degelijk een merkbaar verschil bestaat tussen die twee verschillende architecturen.
De 64 bits versie is gewoon iets pittiger in gebruik. Een klein verschil overigens, maar op den duur wel merkbaar. Dat verschil wordt groter als je processor intensieve taken gaat uitvoeren. Ik merkte b.v. dat het indexeren van Google Desktop onder de 64 bits versie veel sneller verliep. Of het inlezen van al mijn foto’s onder F-Spot of Google’s Picassa. Dat zijn welliswaar geen dagelijkse routines, maar alles bij elkaar zijn het wel verschillen waar je voor wilt gaan.
Om die reden was ik dan ook blij om te lezen dat Adobe een pre-release heeft uitgebracht voor een native 64 bits versie van Flash onder Linux. Dat was de directe aanleiding om wederom de 64 bit versie te installeren. Hieronder een verslag van mijn ervaringen.
Er is al genoeg geschreven over de installatie van Ubuntu. Je hebt 7 stappen te doorlopen en binnen de korste keren staat daarna Ubuntu op de harde schijf te pronken. De installer van Ubuntu Intrepid is niet echt veranderd ten opzichte van de vorige versie. Alleen het onderdeel partioneren is grafisch verbeterd. De presentatie is duidelijk en het zal ook voor beginnende gebruikers geen grote problemen opleveren.
De tijden dat je trots kon verhalen over een succesvolle installatie van Linux zijn vandaag de dag voorbij. Het is verbazingwekkend eenvoudig en vooral snel uit te voeren. Additionele cd’s met allerhande drivers voor randapparatuur heb je in de regel niet nodig.
Eenmaal geïnstalleerd zijn er altijd nog wat handelingen te verrichten. Ubuntu wordt standaard niet voorzien van closed source software. Als je die wel wilt gebruiken (en dat willen de meeste van ons) dan zijn een paar extra handelingen gewoon noodzakelijk. Zelf begin ik altijd met het updaten zodat alles is voorzien van de nieuwste versies. Daarna klik ik snel op de “Hardware Drivers” (Systeem-Beheer) om de aanbevolen NVIDIA drivers voor mijn systeem te installeren.
Als dat is gebeurd ga ik naar het menu en kies daar voor de optie “installeren/verwijderen” (onder “Toepassingen”). Ik maak dan alle beschikbare programma’s zichtbaar en geef “restricted” als zoekgegeven in. Het dan zichtbare pakket “Ubuntu restricted extras” wordt dan als eerste geïnstalleerd.
Dat is wel een beetje omslachtig omdat je dan ondermeer de 32 bits versie van Flash gaat installeren. Maar dat is snel opgelost. Open daarna Synaptic en zoek daar naar Flash nonfree en verwijder dat pakket. Download vervolgens die pre-release van de 64 bits Flash versie en pak het uit. Je treft daarin 1 bestand (libflashplayer.so) en dat bestand kopieer je naar /usr/lib/mozilla/plugins (sudo cp libflashplayer.so /usr/lib/mozilla/plugins).
Voor zover ik het nu kan zien werkt die oplossing uitstekend. Er is nog geen enkele crash voor gekomen en de zaak draait stabiel. Je kan alleen niet met je muis over een flash animatie scrollen. Een klein ongemak die ongetwijfeld in latere versies opgelost gaat worden.
Met deze oplossing zie ik volstrekt geen problemen meer om niet onder een 64 bit architectuur te werken. Bijna alle software is voorhanden. Mocht je desondanks een 32 bits pakket willen installeren dan is het soms mogelijk om het te forceren met het volgende commando:
sudo dpkg -i –force-all package_name.deb
Met de introductie van de 64 bits uitvoering van Adobe Flash zijn er (voor mij) geen redenen meer aan te voeren om niet te gaan werken met een 64 bits versie van Ubuntu. Het ziet er naar uit dat de definitieve overstap naar dit platform nu is gemaakt. Eindelijk!
Door aanhoudende probleempjes bij het gebruik van Flash content onder de 64 bit versie van Ubuntu ben ik weer terug gestapt naar de 32 bits versie van Ubuntu. Dat is op zich jammer want het systeem voelt daardoor net even minder “snappy” aan. Daar staat tegenover dat zaken als Google Gears en Adobe Air weer gebruikt kunnen worden (daar bestaat nog geen 64 bit oplossing voor).
Vandaag las ik echter op Penquin.SWF een artikel die melding maakt van een pre release van een 64 bits Flash Player 10. En op Adobe Labs wordt het ook duidelijk bevestigd.
Furthering Adobe’s commitment to the Linux community and as part of ongoing efforts to ensure the cross-platform compatibility of Flash Player, an alpha version of 64-bit Adobe Flash Player 10 for Linux operating systems was released on 11/17/2008 and is available for download. This offers easier, native installation on 64-bit Linux distributions and removes the need for 32-bit emulation. Learn more by reading the 64-bit Flash Player 10 FAQ.
Met dit nieuws kan ik maar een ding doen! Terug naar het 64 bits platform. En dan maar hopen dat die pre release het goed gaat doen. Mocht er al iemand met ervaringen zijn dan hoor ik dat graag.
Live vanuit Brussel zal “onze” Jan vanaf de conferentie “The Power of Procurement” via een live blog de verslaggeving verzorgen. Aanmelden en meedoen kan via het onderstaande scherm. De conferentie start donderdag 6 november en duurt twee dagen.
Vanmorgen vond ik dit bericht in mijn mailbox.
Hallo,
Al enige tijd lees ik met plezier uw stukken op Digiplace.nl. Van beroep ben ik autojournalist, (Autozine.nl) maar omdat ik werk voor een Internet-uitgever heb ik veel interesse in techniek.
Als dank hierbij een copyright vrije bijdrage voor uw website.
Ivo Kroone
Een dergelijk gebaar mag niet onbeantwoord blijven. Vooral niet als blijkt dat er een zeer uitgebreide review is geschreven over Linux based netbooks. Daarom hieronder de bijdrage van Ivo Kroone.
Inmiddels hebben vele fabrikanten een mini laptop in het programma, ook wel bekend als “netbook”. Voor mij als reizend journalist is zo’n kleine laptop ideaal. Het neemt minder ruimte en is lichter in m’n handbagage. Bovendien is het makkelijker te gebruiken in het vliegtuig. Maar welke moet het worden? Na veel testen, vergelijken, lezen en rondvragen heb ik gekozen voor de MSI Wind. Waarom?
Lees het zelf.
Zoveel wensen, zoveel netbooks. Daarom zal ik eerst uiteen zetten wat ik met een netbook wil doen en wat mijn eisen zijn. Voorop staat dat mijn mini laptop klein moet zijn, want tot voor kort sleepte ik rond met een Apple iBook. Die weegt 2,5 kg en vraagt om een forse rugtas.
Ik werk als journalist en gebruik mijn laptop daarom voornamelijk voor tekstverwerking. Daarbij kopieer ik mijn foto’s naar de laptop, om te kunnen beoordelen of ze bruikbaar zijn (scherp, correcte witbalans, etc.). Tenslotte gebruik ik het als draagbare werkstation om te chatten, mail te lezen en eventueel te browsen.
Mijn werkgever (een kleine multinational) werkt 100% met Linux. Windows wordt sterk afgeraden. Van desktop tot server, alles draait bij ons op Linux. Dus bij voorkeur gebruikt de laptop ook Linux. Omdat tot voor kort geen Linux-laptops te koop waren, werd ik gedwongen voor Apple te kiezen dat met OS X het dichtst in de buurt komt.
Mijn eerste keuze viel op een Asus eee PC (eerste generatie).
Deze bleek ik de praktijk een aantal nadelen te hebben. De belangrijkste is de labiele accu. Na een volle nacht laden ging deze soms 3 uur mee, maar een enkele keer gaf de accu na 30 minuten al de geest. Erg lastig tijdens een 3 uur durende vlucht.
De resolutie van 800×600 is net iets te laag. Veel dialogen (“ok”, “cancel”) passen net niet in beeld, met als resultaat dat de gebruiker moet gokken wat een druk op de [return]-toets of [tab]-toets zal doen. Het toetsenbord blijft het grootste struikelblok; met name het ontbreken van een tilde/backtick naast de [1] blijft onhandig.
De harddisk van 4 GB is kleiner dan de geheugenkaart in mijn fotocamera en dat gaf de doorslag. De eee PC heeft enkele maanden meegereisd en heeft een goed deel van de wereld gezien, maar uiteindelijk koos ik toch weer voor de grote, zware, Apple iBook.
Daarna begon het grote lezen van fora, doorbladeren van tests en uitspitten van technische specificaties. Met name de website NotebookReview.com bleek een goede bron van informatie (voor wie door de reclames heen kan spitten).
De Acer Aspire One schijnt een enorme partij lawaai te maken. In een review stond dat docenten voor de klas studenten achterin de collegezaal vroegen die luidruchtige laptop uit te zetten. Hierbij afgekeurd.
De chique, maar kostbare, HP Compaq 2133 was daarna de favoriet. Deze heeft veruit de hoogste resolutie (1280×768) en een forse harddisk (120 G).
Maar ook deze zou volgens een review veel kabaal maken. Bovendien zou de gebruikte VIA chip storend traag zijn. Omdat ik intensief gebruik maak van The Gimp kan dat vervelend worden.
Op Radio 1 vertelde een medewerker van Dell over hun kleine laptop. Maar wat blijkt: deze is alleen in Amerika te koop. Op Dell.nl geen spoor van dit enthousiast aangeprezen miniatuurtje. Waarom zo’n heel verhaal op de radio voor een product dat hier niet te koop is?
De “Medion” netbook wordt alleen geleverd met Windows. Jammer. Ook de kleinste Sony Vaio’s vallen af omdat deze alleen met Windows worden geleverd; eeuwig zonde want de specificaties zijn om van te likkebaarden.
Dan blijft over de MSI Wind. Deze wordt geleverd met Linux, maar het is wel even zoeken. Menig winkel voert alleen het dure, Windows model. De versie met SuSE Linux kost 299 en is te vinden bij Informatique.nl (vreemd genoeg WEL bij het overzicht van MSI, maar NIET bij het overzicht van netbooks) en op Schiphol bij de elektronicawinkel achter de Gate.
De specificaties zijn precies wat ik zocht. De resolutie van 1024×600 is net genoeg om een website op volle breedte te bekijken. Ook vallen dialogen nu niet meer buiten beeld (op enorme preference schermen van bijvoorbeeld Evoution na). De harddisk is voldoende om al mijn reisfoto’s op te kopiëren.
De Intel Atom processor blijkt in de praktijk razendsnel te zijn. YouTube filmpjes spelen zelfs sneller en soepeler dan op m’n oude Apple iBook! De koeler is extreem stil. Het toetsenbord blijft klein, maar went snel. De vormgeving van het apparaat deugt en er wordt een keurig draagtasje meegeleverd om het toestel mooi te houden.
Eerste indruk: 100% tevreden!
Maar er zitten addertjes onder het gras. Zo heeft MSI gekozen voor “SuSE Enterprise Desktop 10“. Dit is een distributie die is gericht op de zakelijke gebruiker. Er worden relatief oude versies van programma’s aangeboden omdat die door-en-door getest zijn. Tegelijkertijd wordt te veel en te weinig software meegeleverd.
Zoals bij iedere SuSE release wordt standaard een wagonlading overbodige rommel geïnstalleerd. Denk daarbij aan utilities voor ADSL (de MSI Wind heeft geen ADSL model), het branden van CD’s (de MSI Wind heeft geen CD brander), manpages in het Japans en meer futiliteiten die nergens voor nodig zijn.
Tegelijkertijd is het aanbod van “grote” pakketten gering. Voor tekstverwerking wordt alleen OpenOffice aangeboden. Mijn favoriete AbiWord is niet geïnstalleerd. Ook Gnumeric, GQView, VSFTPD, PostgreSQL of een Apache server behoren niet tot het aanbod. Zelf installeren is lastig, zo niet onmogelijk. SuSE wordt geleverd op DVD-ROM, maar een losse USB DVD-speler is nog nauwelijks te koop (alleen kostbare BlueRay apparaten). Op de meegeleverde DVD staan geen losse packages (RPM), maar alleen 1 GB grote “suse” files.
Voor de eindgebruiker is SuSE Enterprise ook niet ideaal. Alle mogelijke applicaties zijn beschikbaar, tot projectplanning en ontwerp van vector graphics. Maar het configureren is verwarrend voor eindgebruikers. Een deel van het systeem wordt geconfigureerd met SuSE’s Yast, de desktop juist met de Gnome configurator.
Voor details is men aangewezen op losse preference-programma’s. Voor de gewone, alledaagse gebruiker is Xandros Linux op de Asus eee PC heel veel gebruikersvriendelijker. In dit licht gezien heeft Asus z’n huiswerk veel beter gedaan en zal MSI veel supportaanvragen van verwarde ex-Windows gebruikers gaan ontvangen.
Een gemiste kans, want Asus laat zien hoe Linux succesvol kan zijn bij het grote publiek.
Andere distributies zijn vooralsnog niet te installeren op de MSI Wind. Mijn favoriet, Gentoo, komt nauwelijks door de boot-procedure heen. Zowel de grafische kaart als de netwerkkaart worden niet herkend. Het is mij te veel werk om op een half geboote machine zelf de patches uit SuSE te
gaan toevoegen. Ik ben journalist, geen programmeur.
Ook Ubuntu start niet en blijft halverwege de boot sequence hangen.
Vooralsnog heb ik SuSE daarom zoveel mogelijk geconfigureerd. Gelukkig is wel voorzien in een FTP server en is rsync aanwezig (standaard binnen ons bedrijf in gebruik voor data-uitwisseling). Als vanouds schrijf ik m’n teksten (inclusief deze) in VI en uiteraard is ook die standaard
geïnstalleerd.
Conclusie: de hardware krijgt een 9. Als de accu iets langer mee zou gaan was dat een 10 geweest. Gezien de uiterst vriendelijke prijs, levert MSI sublieme hardware. SuSE Enterprise krijgt een 7. Het voldoet allemaal wel, maar de Linux-kenner wil meer mogelijkheden terwijl de buitenstaander
juist meer gebruiksgemak zou wensen.
Met de komst van Ubuntu Dapper Drake werd onder Gnome een verandering doorgevoerd m.b.t. de screensaver. Dat lijkt een minder belangrijke issue maar het hield de gemoederen toentertijd best even bezig. De meeste Gnome ontwikkelaars juichen de beslissing van Gnome toe om met een eigen module te komen. En gelijk hebben ze. Maar er zijn genoeg gebruikers die de mogelijkheden van xscreensaver missen.
Gelukkig is het tegenwoordig weer eenvoudig om xscreensaver in ere te herstellen. Je verwijderd eerst gnome-screensaver (sudo apt-get remove gnome-screensaver) en installeert daarna xscreensaver.
Voorheen was gnome-screensaver onderdeel van de ubuntu-desktop meta package maar die koppeling is nu niet meer van toepassing. Installeren van xscreensaver kan je vanuit Synaptic uitvoeren of je voert in een terminal de volgende opdracht in:
sudo apt-get install xscreensaver xscreensaver-data xscreensaver-data-extra xscreensaver-gl xscreensaver-gl-extra rss-glx
Om xscreensaver automatisch te laten functioneren plaats je vervolgens de volgende opdracht in je “Sessies” (Menu->Systeem->Voorkeuren->Sessies):
xscreensaver –no-splash
Als je gnome-screensaver hebt verwijderd kan je overigens niet meer vanuit de “fast user switch applet” je systeem vergrendelen. Dat is op te lossen door een andere applet te plaatsen op je panel: “beeldscherm vergrendelen”. Een kleine moeite als je ziet wat er nu allemaal mogelijk is.
Onder (vooral) Windows is het niet zo moeilijk om je Nokia mobiele telefoon (of ongeacht welk andere merk en model) te synchroniseren met b.v. Outlook. En dan heb ik het met name over het synchroniseren van je agenda. Onder Linux ligt dat iets lastiger. Althans, dat dacht ik altijd. Maar dat blijkt best mee te vallen.
Het is namelijk mogelijk om een combinatie te maken met Google’s agenda en Mozilla’s Sunbird. Sterker nog, er zijn meerdere mogeljkheden voorhanden. Met Evolution b.v maar ook met Thunderbird dankzij de Lightning addon. Maar ik heb vooralsnog gekozen voor die andere Mozilla oplossing: Sunbird.
Je maakt eerst een agenda aan in Google Agenda. Als je dat hebt gedaan installeer je Mozilla Sunbird. Dat is een aparte agenda applicatie. Als je die hebt geïnstalleerd (de tar.gz gewoon uitpakken in een aparte map op de door jou gewenste locatie) moet je deze addon installeren in Sunbird (downloaden, bewaren op bureaublad en dan naar verwijzen onder Sunbird: Menu, Tools, Add-ons) om bi-directional te kunnen syncroniseren.
Onder Google Agenda ga je vervolgens naar je aangemaakte agenda en klikt daar op instellingen onder je agenda naam in het linkerdeel van je scherm. Vervolgens klik je in het nieuwe scherm op de daar vermelde naam van je agenda en klikt dan op het oranje XML vakje bij “adres voor agenda”.
De url die je dan te zien krijgt gebruik je voor het aanmaken van een nieuwe agenda in Sunbird. (file, new calender). Je kiest dan voor netwerk en dan zie je dankzij de eerder geïnstalleerde addon de mogelijkheid om die net geselecteerde url van jouw agenda als Google calendar te vermelden.
Als je dat hebt gedaan kan je een gratis account aanvragen bij Goosync. En mogelijk ben je geïnteresseerd in hun betaalde versie omdat je dan ondermeer ook je contacten kan backupen. Of meerdere agenda’s kunt synchroniseren. Voorlopig heb ik nog voor de gratis versie gekozen.
De registratie spreekt voor zich. Kies vervolgens de telefoon uit waar jij mee werkt. Er staan er een heleboel in! Kies indien mogelijk voor een sms configuratie. Gebruik dan wel de syntax van +316… etc. om die sms binnen te krijgen. Die sms bewaar je en je voert de pincode in die je vanuit de browser krijgt toegewezen.
Als je dat allemaal hebt uitgevoerd zoek je in je telefoon voor de syncronisatie applicatie en zie daar…je kan vanuit je telefoon je Google agenda/Sunbird van nieuwe items voorzien. En dat gaat ook omgekeerd (bi-directional) op.
Je zou er toch haast een volle agenda voor wensen?
Google, samen met de door Google opgerichte Open Handset Alliance (waartoe bedrijven horen als LG en Motorola, T-Mobile, Intel en Nvidia, eBay en natuurlijk Google) werkt al een tijd aan Android, een open source, op Linux gebaseerd mobiel besturingssysteem dat in combinatie met hardware en abonnementen van bedrijven in de OHA de concurrentie moet aangaan met bijvoorbeeld Apple’s iPhone.
Tenminste, open source… De ontwikkeling gebeurde volledig achter gesloten deuren, en niemand buiten Google kon bij de broncode – tot nu doe. Google heeft zojuist aangekondigd dat de broncode van Android nu is vrijgegeven, enkele dagen voordat de eerste telefoons met Android bezorgd zullen worden.
Uiteraard is er veel kritiek op het project. Zo valt het onder een BSD-licentie, welke inhoudt dat je de code ook mag gebruiken als basis voor proprietaire code. Daarnaast is er niet echt een community betrokken geweest bij het tot stand komen van dit platform, en het valt nog te zien hoeveel inmenging van derden Google gaat toelaten. En uiteraard zijn er de nodige zorgen over de hoeveelheid controle die dit Google geeft.
Maar uiteindelijk is er maar weinig software voor mobiele apparaten die zo open zijn als Android, en Android maakt zeker veruit het meeste kans om succesvol te worden op de markt. Lang had ik mijn hoop gevestigd op OpenMoko, maar daar ondervindt men wat problemen met het leveren van stabiele software, een versnipperde community, en schijnt de ‘gewone consument’ niet tot de doelgroep te horen. Daarnaast is het nog afwachten waar de LiMo Foundation mee op de proppen komt, maar ook die is tot nu toe nog niet erg open geweest.
Het is dus hopen dat Google een beetje de open source-geest erin houdt – ik ben wat dat betreft erg hoopvol, en gelukkig kan er desnoods nog een fork gemaakt worden.
Er zijn verschillende mogelijkheden om de status van je Linux desktop in de gaten te houden. Denk maar eens aan Gkrellm of aan top, of mogelijkheden die worden aangeboden vanuit screenlets etc. Zelf vind ik de mogelijkheden van conky heel plezierig. Een van de voordelen van conky is de mogelijkheid om zelf te bepalen wat -en hoe- een en ander zich kan presenteren.
Op dit moment staat deze versie op mijn desktop:
Installeren is op zich niet zo lastig. Je installeert eerst conky en plaatst vervolgens een configuratie bestand met de naam .conkyrc in je eigen thuismap. (let op, door de punt wordt het een onzichtbaar bestand, je maakt het zichtbaar met CTRL h onder Nautilus)
De inhoud is voor iedereen naar eigen smaak aan te passen. Zo staat er bij mijn .conkyrc verwijzingen naar mijn beide CPU cores, naar mijn eth0 verbinding en ook naar mijn aparte Root, Home en Data partities. Je kan overigens hier mijn .conky configuratie bekijken en gebruiken voor een eigen versie.
Vervolgens laat je Gnome dat bestand inlezen vanuit een opdracht die je plaatst in (Menu-Systeem-Voorkeuren) sessies. Mocht je Compiz gebruiken dan wordt aanbevolen om een apart scriptje te maken met als naam conky_start.sh en in je thuismap (of lokale bin map) te plaatsen met de volgende inhoud:
#!/bin/bash sleep 60 && conky;
Door het “sleep” commando duurt het 60 seconden voor conky zich laat zien, maar voorkomt ook dat er problemen komen met het afbeelden van de output.
Je maakt dat bestand vervolgens uitvoerbaar vanuit Nautilus (eigenschappen, rechten) of met behulp van deze opdracht in je terminal:
chmod a+x .conky_start.sh
Meer informatie incl. de nodige screenshots en versies van andere gebruikers staat vermeld op Ubuntu Forums.